Waarom alternatieve sociale media mislukten tot nu
European Digital Right, EDRi, de koepel van de organisaties in Europa, die de digitale mensenrechten verdedigen stelt in haar evaluatie van de Wet Digitale Diensten, DSA het volgende (mijn vertaling uit het Engels):
“Maar ondanks de verbeteringen op het gebied van mensenrechten die de DSA voor mensen kan brengen, zijn er nog steeds echte alternatieven nodig voor het huidige dominante bedrijfsmodel voor surveillance. Hoewel de advertentietechnologie-industrie vaak beweert nuttig te zijn voor mensen door meer ‘relevante’ advertenties aan te bieden, wordt ze vooral gekenmerkt door een alomtegenwoordig systeem van alomtegenwoordige 24/7 online bedrijfssurveillance.”
De vraag naar alternatieven leeft al langer bij het kritische deel van het publiek, maar niet bij de grote massa. De jeugd is wel opgeschoven van Facebook → Instagram → Tik Tok, maar dat is van hetzelfde laken een broek, alomtegenwoordige surveillance. Het zijn centraal aangestuurde platformen, monopolies of quasi monopolies. Plaats voor onafhankelijke sociale media is er niet. En dat is niet omdat het niet geprobeerd is, maar omdat het telkens is mislukt. Waarom?
(1) Omdat alternatieven dezelfde weg probeerden in te slaan als de grote platforms, centrale aansturing, maar dan zonder reclame. De belangrijkste factor in hun mislukken is het netwerk effect. Dat speelt bijvoorbeeld ook voor het telefoonnet. Het is een economisch principe, dat ervoor zorgt dat een product of dienst meer waarde heeft voor iemand, naargelang er meer gebruikers zijn van datzelfde product of van dezelfde dienst. Vanaf een bepaald moment wordt de producent of aanbieder ervan een monopolist. Maar het is geen fataliteit. Bijvoorbeeld bij de uitrol van GSM netwerken speelde het niet. Omdat in Europa die netwerken verplicht interoperabel zijn, kunnen verschillende operators hun diensten aanbieden en kan er geen monopolie ontstaan. Sommige auteurs spreken van in dit geval over ‘natuurlijke monopolies’, maar dat is een ideologische constructie, het zijn geen natuurlijke monopolies, maar monopolies die voortvloeien uit hoe de markt georganiseerd is.
De GSM markt in Europa is anders georganiseerd dan deze in de VS. In de VS waren GSM netwerken niet interoperabel. Met als gevolg, dat soms als je van de ene staat naar de andere reisde, je moest veranderen van SIM kaart, want in elke staat heeft zich een ander monopolie gevormd In feite zou men beter spreken van een ‘lock-in effect’. En het is nu net dat wat de EU met DMA eist, naar analogie met haar keuze voor GSM netwerken, dat de verschillende online platformen onderling berichten kunnen uitwisselen, dus interoperabel zijn.
James Muldoon merkt daarbij op:
“Momenteel is het belangrijkste obstakel voor platformonafhankelijkheid compatibiliteit, en de technologiereuzen die bewust barrières voor interoperabiliteit in hun producten hebben ontworpen.”
(2) Het sociale netwerk Mastodon wordt niet centraal beheerd. Het bestaat uit een federatie van onafhankelijke servers, Fediverse. Zie Wikipedia voor een beschrijving. Mastodon, opgestart in 2016, heeft vandaag iets meer dan 12 miljoen gebruikers. Reclame is er ook taboe. De software is Open Source. Het is een federatie van onafhankelijke servers. Uw data zijn er relatief veilig, alhoewel ik mijn twijfels heb over die node met 8 782 288 gebruikers. Het gemiddelde is 5553 gebruikers is. Maar het is geen software suite zoals Meta, het heeft geen berichten app zoals Whatsapp. Mastodon is een alternatief voor Twitter. Twitter heeft onlangs de Signal berichten applicatie opgekocht. Het draait ook op centraal beheerde servers alhoewel Signal beweert dat het geen user data verzamelt en deelt met de derden. Die belofte maakte Facebook ook ooit. Als Twitter applicatie heeft Mostadon wel een heel complexe interface. De echte Twitter is veel eenvoudiger.
Waarom Mostadon zo traag groeit? Geen idee. Of misschien toch. Het probleem van alternatieve sociale media is misschien dat ze niet vertrekken vanuit reëel bestaande gemeenschappen. Dat was voor het telefoonnet ook niet zo zal u opwerpen. Toch wel. Het telefoonnet is gegroeid toen er nog zoiets was als een gemeenschapsleven. Gans in het begin waren er heel weinig apparaten. Dokters en advocaten hadden er een, in het café op de hoek was er soms ook een. En hier en daar had je een publieke telefooncel. Zo kon het zijn dat er iemand van 200 km verder belde naar het café van het dorp om een inwoner van dat dorp te bereiken, dat vervolgens de de waard een bode stuurde om om die inwoner te gaan halen. Et voilà, er kon gepraat worden over de koperdraad. En langzamerhand – aansluitingen en toestellen werden goedkoper – breidde het netwerk zich uit.
Toen GSM netwerken uitgerold werden was dat gemeenschapsleven al grotendeels verdwenen. Ondertussen had de beeldcultuur via de Televisie, ‘the cool medium’, zoals Marshall McLuhan het noemt, een serieuze hap genomen uit de vrije tijdsbesteding van de burger. Zie ook het bekende onderzoek van Robert D. Putman, Bowling Alone uit 2000. Maar nu was dat gemeenschapsleven ook niet echt meer nodig voor de uitrol van GSM netwerken, want tenslotte is een GSM niet meer dan de veel handigere vervanging van de vaste telefoon. Je kan hem overal meenemen.
Internet voegde er een belangrijk aspect aan toe, ‘one to many’ en ‘many to many’ communicatie. En iedereen kon de journalist spelen op blogs en er de show host uithangen. Maar dat werden dan wel gouw shows zonder publiek. Ook het interactieve Internet 2.0 werd ferm gehypet, maar daarbij had men geen rekening gehouden met de power-law. De power-law is een eigenschap van een netwerk dat wordt gekenmerkt door enkele zeer dominante knooppunten en een wachtrij van vele “kleine” knooppunten, ongeacht de netwerkschaal. Wikipedia heeft bijvoorbeeld ongeveer 80.000 actieve bijdragers tegen een maandelijks gebruikersbestand (januari 2015) van ongeveer 450 miljoen, wat betekent dat de verhouding tussen zeer actief en passief veel minder dan 1% is. Zie voor een summier overzicht hier. Een uitgebreide geschiedenis kan je vinden bij Ben Tarnoff in ‘Internet for the People’.

Het is hierbij belangrijk op te merken dat het internet zich veel trager verspreid heeft dan GSM’s. Je had aanvankelijk al minimaal een computer nodig en een modem. Het veronderstelde ook minimale kennis en een pak nieuwe vaardigheden. Bijvoorbeeld, hoe verstuur ik een email. Het zal pas echt toegankelijk worden als je Internet op je GSM krijgt. Deze gaat nu smartphone heten. Maar daarmee zijn de vaardigheden om Internet voor eigen strategische doelstellingen te gebruiken niet toegenomen. Zij zijn eerder terug afgenomen. Internet werd Facebook en Google. Iets opzoeken in de Wikipedia wordt niet noodzakelijk gezien als de eerste stap naar kennis, laat staan de betrouwbaarheid van bronnen checken.
Communicatie in twee richtingen veranderde zo geleidelijk in broadcasting. Zo werd het terrein vrijgemaakt voor de Marc Zukerbergs van deze wereld, zij bouwden een communicatie toepassing boven op een broadcasting protocol (daarover meer in deel 3). Sociale media werden geboren. (a) alhoewel geen extra abonnementskosten kon je er beelden opladen en bekijken; (b) op youtube kon je zelf video’s opladen en bekijken, dus moest Facebook volgen, Meta voegde er Facebook live aan toe met enkele catastrofale gevolgen, de schietpartij in de Moskee in Nieuw Zeeland (c) Tik Tok voegde er ook een nieuwe dimensie toe, gelukkig minder invasief. Korte video’s met filters, ‘trending hashtags’, ‘challenges’ en ‘memes’ maakten dat het een succes werd. Tik Tok is eigendom van ByteDance. Van de oorspronkelijke intrinsieke kenmerken van het Internet blijft weinig overeind. Het worden fan netwerken, ‘many to one’ en de polarisatie neemt ongelofelijk toe, ‘many against many’ en het algoritme discrimineert en leidt zelfs tot apartheid.
Zo heb je uiteindelijk maar een enkele virtuele sociale ruimte maar wel een per leeftijdsgroep. Facebook voor de +40, Instagram voor +25, Tik Tok voor -25. Ideaal voor de grote aanbieders van gerichte reclame, die tussen haakjes wel aan banden gelegd wordt door DSA. Ontsnappen kan niet meer. Daarbinnen heb je dan virtuele gemeenschappen die totaal geen connectie meer hebben met reële gemeenschappen. Het zijn een soort kermissen, circus in het kwadraat. De virtuele wereld en reële wereld zijn losgekoppeld.

Mastodon is zeker een verbetering doordat het een federatie is van autonome servers. Eugen Rochko, de ontwerper en projectcoördinator van Mastodon, vergelijkt die federatie in zijn geheel met email. Dat klopt qua structuur, maar daar moet toch een kritische noot aan toegevoegd worden. Met email en zeker met mailinglists, waar het nog meer op lijkt, waren in de jaren negentig ook tal van problemen. Ook al werden emails en ‘replies’ niet in real time uitgewisseld, zoals in Mastodon. Er was soms heel veel frictie tussen de gebruikers en conflicten liepen er ook al uit de hand. De problemen die zich vandaag voordoen op sociale netwerken zijn gewoon een voortzetting van een probleem dat er al was daarvoor met email. Mastodon pakt het probleem van ‘moreel gemotiveerde netwerkintimidatie’ niet echt aan. Zie het onderzoek van Alice E. Marwick en ook ons eigen onderzoek naar ‘politiek gemotiveerde netwerkintimidatie’, online lynchen.
In 2006 schreef ik daar al een essay over van vierendertig bladzijden: “Can we resolve ambiguity by email?” Ook Paul Stubbs publiceerde al zo vroeg als in 1998 een sociologische paper op basis van empirisch onderzoek: “Conflict and Co-Operation in the Virtual Community: eMail and the Wars of the Yugoslav Succession”. Op dat moment was zijn evaluatie nog gebalanceerd. In de mailinglists van Zamir onder de hoede van APC zoals yugo.antiwar, kwamen zelden conflicten voor. Die waren ook gedeeltelijk gesloten. Maar in de open discussiegroepen Soc/Culture/Croatia and Soc/Culture/Yugoslavia was het des te erger, daar woedde de oorlog gewoon verder, met woorden.
Nog iets dat storend is op Mastodon is het grote aantal ‘social bots’. Zo kan je er bijvoorbeeld Greta Thunberg volgen, ook al zit die enkel op de echte Twitter. Je kan dus niet zelf naar haar twitteren. Het is ook gewoon fake, een bot die de tweets van Greta binnenhaalt op Mastodon.
(3) Het derde probleem is dat iedereen natuurlijk graag naar de kermis en naar het circus gaat. De ‘society of the spectacle’ noemden de situationisten zoals Guy Debord het. Het is een hypothese die vandaag beschreven wordt door Kenn Orphan in Counterpunch. Kenn Orphan citeert ook Edward Bernays ( mijn vertaling uit het Engels):
“Degenen die dit onzichtbare mechanisme van de samenleving manipuleren, vormen een onzichtbare regering die de ware heersende macht van ons land is. We worden geregeerd, onze geest is gevormd, onze smaak is gevormd, onze ideeën zijn gesuggereerd, grotendeels door mannen van wie we nog nooit hebben gehoord. Dit is een logisch gevolg van de manier waarop onze democratische samenleving is georganiseerd. Een groot aantal mensen moet op deze manier samenwerken om samen te kunnen leven als een goed functionerende samenleving”
Kenn Orphan noemt het afleiding, censuur, vervreemding, gedwongen, naleving van de normen van de status-quo en het verdoven van de kritische geest, sociale conditionering als een proces dat massale naleving vereist. Alleen vergeet hij de guerilla, die dook ook onder in massa, zonder geconditioneerd te worden. Ze kan er zelfs opereren “in plain sight” guerilla, maar enkel met woorden en beelden. Je trugtrekken uit de grote commerciële platforms betekent ook dat je rechts, extreem rechts, protofascisten en fascisten hun gang laat gaan.
En zelfs mensen die dan perfect weten hoe erg het misbruik is van data op sociale media, voelen een zekere afhankelijkheid als ze erop zitten. Dus zomaar iedereen van Twitter, Facebook of Whatsapp losrukken kan niet zonder ook psychologische schade toe te brengen. Naar een ander netwerk overstappen en geen toegang meer hebben tot het oude vindt bijna iedereen een te groot risico.
Maar misschien als ze de mogelijkheid geboden wordt tot beide te behoren, zonder verlies van contacten, zouden ze het overwegen.
Dat is althans toch de hypothese van La Quadrature du net, een Franse non-profit, ook lid van EDRi. En ja, het is perfect mogelijk om een berichten app te ontwikkelen, die end-to-end encryptie gebruikt en die kan berichten uitwisselen met WhatsApp, zonder dat Meta toegang krijgt tot de persoonlijke data van de gebruiker, althans dat is toch wat Gustaf Björksten, hoofd technologie van Access Now beweert. Bij EFF vragen ze zich af of die encryptie tijdig veilig kan geïmplementeerd worden. Nu dat is net wat Björksten aantoont, het kan wel degelijk, en hij verwijst daarvoor naar de snelle implementatie van HTTPS met Transport Layer Security gebaseerd op vrij beschikbare X.509 certificaten, waar bizar genoeg EFF al zo enthousiast over was in 2015. Dus technisch is het geen probleem. Maar is het ook financieel mogelijk of zelfs maar wenselijk zoals Mastodon het gedaan heeft?
(4) Een ander eikel punt is de financiering, want geen reclame inkomsten. En die moet permanent zijn. Open source wordt tegenwoordig dikwijls geprogrammeerd met ‘crowdfunding’, maar deze is eenmalig. Updates zijn een probleem en gebruikers kunnen er geen eisen aan stellen. Dan is er de server en router, wie gaat dat betalen? Weeral funding? Wie onderhoudt de hardware en software? Die hardware ga je toch niet zoeken in een of andere Amerikaanse ‘cloud computing’ firma, want dan ben je weer niet veilig, dan is privacy niet gegarandeerd. Het moet minstens een Europees bedrijf zijn binnen de EU. Het zijn ook dikwijls vrijwilligers die instaan voor het onderhoud, aan wie – once again – gebruikers geen eisen kunnen stellen. Maar het meest kritische punt is de permanente moderatie. Binnen de Mastodon federatie bestaan daar geen algemene regels voor zoals de DSA van de EU oplegt op basis van de mensenrechten. Gebruikers hangen af van de willekeur van wie de server heeft geïnstalleerd en draait. Alle gebruikers zijn dus afhankelijk van de toevallige al dan niet ethische opvattingen van een systeembeheerder, en die variëren van de opvattingen van Markies De Sade of Ayn Rand tot echt coöperatieve opvattingen zoals bij Sunbeam City, maar je moet er wel lidgeld betalen.
Maar voor moderatie is in het algemeen geen geld beschikbaar en er worden ook geen minimum normen bepaald. Daar wordt dus met de pet naar gegooid. Zou dat ook geen reden kunnen zijn van het beperkte succes van de huidige alternatieven. Frances Hagen noemde Facebook moreel corrupt. De ‘Digital Services Act Human Rights Alliance’ stelde voor om de regelgeving van online platformen de baseren op de Universele Verklaring van de mensenrechten. Een minimale collectieve moraal. Maar daarvoor biedt Mastodon geen waarborgen. En waarom zouden de gebruikers zelf niet die regels mogen vastleggen voor de moderatie, dat is democratie.
In mei 2019 introduceerde Mastodon een serverconvenant. Ik citeer de belangrijkste algemene regel die erin staat:
“We hebben lang en hard nagedacht over hoe we mensen die nieuw zijn in Mastodon het beste een veilige en vriendelijke ervaring kunnen bieden zonder afbreuk te doen aan het federatieve en vrije karakter van het project. Daarom zijn we trots om de oprichting van het Mastodon Server Covenant aan te kondigen. Door die communities te benadrukken die van hoge kwaliteit zijn en het beste aansluiten bij onze waarden, hopen we een vriendelijke en beter gemodereerde online ruimte te creëren. Elke server waarnaar we linken vanaf joinmastodon.org verbindt zich ertoe actief te modereren tegen racisme, seksisme, homofobie en transfobie. Bovendien zijn servers die op joinmastodon.org worden vermeld, servers die hebben toegezegd om dagelijkse back-ups te hebben, meer dan één persoon met noodtoegang (“busfactor”) en beloven mensen een waarschuwing van 3 maanden te geven in geval van mogelijke sluiting.”
Maar Mastodon heeft geen middelen om dit convenant af te dwingen. De enige straf die een Mastodon-server kan krijgen, is dat deze niet wordt vermeld op joinmastodon.org.
Er zijn vier zaken die we verder moeten uitdiepen: (1) de noodzaak van een onderliggend protocol dat interoperabel is en een surplus biedt op de bestaande protocollen; (2) hoe kunnen we gebruik maken van bestaande reële of gemeenschappen om alternatieve sociale netwerken op te zetten. En misschien moeten we ook uitkijken naar eenvoudiger interfaces; (3) hoe verleiden we het publiek om veilig, zonder verlies van contacten over te schakelen en (4) dit is het meest kritische punt, hoe zorgen we voor permanente financiering?
Op 23 januari 2018 heeft het World Wide Web Consortium, W3C, het protocol ActivityPub gepubliceerd als een ‘Recommendation’. Met het ActivityPup protocol kan je vandaag, een sociaal mediaplatform bouwen dat dezelfde logische architectuur gebruikt als email. Die structuur is dan terug een gedistribueerd netwerk. En wat is nu het mooie daarvan. Met ActivityPup kan je verschillende onafhankelijke sociale media platformen bouwen, ook van berichten apps met groepen, ze zullen ook altijd interoperabel zijn en berichten over de platform grenzen heen kunnen uitwisselen, zoals de DMA van de EU eist.
De volledige Wet Digitale Markten vind je hier. De goedkeuring ervan door de Raad, hier. De interoperabiliteit voor uitwisseling van berichten werd vastgelegd in Artikel 7, de implementatie ervan in artikel 46. Ze zijn beide zeer uitgebreid. De details moeten zeker nog bestudeerd worden door mensen die werkelijk het initiatief willen nemen om een alternatief op te zetten. Ik geef hier geen samenvatting van die artikels. Het zou onzorgvuldig zijn om die omvangrijke artikels samen te vatten, ze moeten in hun geheel bestudeerd en toegepast worden. Alleen vermelden dat interoperabiliteit onmiddellijk van toepassing is voor end-to-end tekstberichten tussen twee individuele eindgebruikers en het delen van afbeeldingen, spraakberichten, video’s en andere bijgevoegde bestanden in end-to-end communicatie tussen twee individuele eindgebruikers. Interoperabilieit tussen groepen is pas binnen 2 jaar verplicht.
Een aantal verwijzingen naar teksten over de hier aangehaald problemen vind je hier onder. Zij kunnen een bijdrage leveren tot de discussie.
Aanbevolen lectuur
Michele Barbero, Italy’s failed digital democracy dream is a warning, 2021, Wired
Mayo Fuster Morell, Ricard Espelt and Melissa Renau Cano, Sustainable Platform Economy: Connections with the Sustainable Development Goals, 2020, MDPI – Publisher of Open Acess Journals
Mariana Mazzucato, The Entreprenurial State, Debunking public vs. private sector myths, 2013 Penguin Books
James Muldoon, Platform Socialism, How to Reclaim our Digital Future from Big Tech, 2022, Pluto Press, Bespreking.
Adi Robertson, How the biggest decentralized social network is dealing with its Nazi problem, 2019, The Verge
Jen Schradie, The Digital Activism Gap: How Class and Costs Shape Online Collective Action, Social Problems, Volume 65, Issue 1, February 2018, Pages 51–74
Sherry Turkle, Alone Together, Why We Expect More from Technology and Less from Each Other, 2011, Basic Books.
Vervolg: Een aanpak vanuit grote bestaande sociale organisaties